5 inzichten waarom onderzoek naar camera’s cruciaal is

Van kunstenaars tot wetenschappers, en van journalisten tot burgerconsultants. Eind oktober waren in het Nieuwe Instituut veel perspectieven op camera’s te horen. Aanleiding was de aftrap van Start Making Sense, het onderzoeksproject naar camera’s en de bijbehorende data in Rotterdam. De belangrijkste inzichten die dat opleverde, vind je hieronder.

Door Inge Janse

Start Making Sense is een initiatief van het Leiden-Delft-Erasmus Centre for Bold Cities, in samenwerking met Afrikaanderwijk Coöperatie, Vers Beton en Resilient Delta Initiative. Het project wil met zoveel mogelijk mensen zoveel mogelijk camera’s op een kaart vastleggen. Dit vormt de opmaat voor discussie over hoe wenselijk ze zijn, wie over hun aanwezigheid zou moeten beslissen, wie hier de winnaars en verliezers van zijn, en wat er eigenlijk met de data gebeurt. Meer informatie vind je op de website van het Centre for Bold Cities.

1: het vreemde is bekend geworden

Wie door Rotterdam loopt, komt zoveel camera’s tegen, dat ze eerder familair dan vreemd voelen. En dat is precies waar hoogleraar Jiska Engelbert, academisch directeur van het Centre for Bold Cities, tegen ageert. Ze refereert daarvoor aan een grondprincipe van de antropologie: making the familiar strange. Alleen zo kunnen we onze al aan camera’s ingeleverde rechten op anonimiteit weer terugkrijgen. “Want ongezien door de stad lopen zou geen individuele voorkeur moeten zijn, maar een basaal recht.”

Door zoveel mogelijk camera’s te registreren, moet het lukken om dat wat normaal lijkt, weer vreemd te maken. Dat is een uitstekend uitgangspunt om met elkaar in discussie te gaan over wat we eigenlijk normaal en vreemd vinden, en onder welke voorwaarden.

Engelbert benadrukt daarbij het belang om dit onderzoek niet vanuit een academische ivoren toren uit te voeren, maar om veel meer perspectieven te betrekken. Zij roept op tot een gedeeld project, waarin de universiteit eerder faciliteert dan orchestreert.

2: je gaat het pas zien als je het doorhebt

Maarten Inghels gaat de komende maanden proberen een invisble route te maken door Rotterdam, een wandeling waarbij geen camera je bespiedt. Volgens Inghels is dat cruciaal voor de flaneur, de mens die opgaat in de massa en zich onbespied waant, en zo optimaal zichzelf kan zijn.

De camera-spot-tour die hij eerder die middag bezocht, stemt hem niet direct positief over zijn kansen. Ook zijn eerdere pogingen in onder meer Antwerpen, Hasselt en Sint-Niklaas leerden hem dat hij iets schier onmogelijks wil bereiken. Bovendien weet hij dat zijn kaart al achterhaald is als hij afgedrukt wordt, omdat er altijd meer (en nooit minder) camera’s bijkomen.

Toch gaat hij ermee aan de slag, al was het maar om te vereeuwigen hoeveel camera’s er zijn, en hoe klein je kans op onzichtbaarheid is. Zijn ervaring leert dat mensen schrikken van de kaarten die dat oplevert, inclusief hun honderden notities van aanwezige cameras’, en de doolhof-achtige routes die hij moet lopen om anoniem te blijven.

3: een goed beeld vereist een goede representatie

Een kritische blik op de positie van de universiteit komt van het Coöperatief Consultancy Buro, vanmiddag vertegenwoordigd door Annet van Otterloo en Mustapha Easisaouiyen. Zij zetten zich ervoor in om wederkerigheid onderdeel te maken van academisch onderzoek. Als burgerconsultants nemen zij daarbij het perspectief van onderop in, direct vanuit de samenleving.

Dat levert wonderlijke en waardevolle nieuwe inzichten op. Want waarom zou het altijd de universiteit zijn die bepaald welke data relevant zijn, en welke conclusies daaruit te trekken zijn? En waarom zijn het alleen wetenschappers die de tijd en ruimte hebben om na te denken en te reflecteren?

Zij bepleiten daarom radicale gelijkheid in onderzoek. Hierin nemen alle deelnemers, variërend van de burgers op straat tot de hoogleraren in de universiteit, dezelfde plek in. Zo kunnen zij samen bepalen welke vragen van belang zijn, welke data daarbij horen, en welke interpretaties recht doen aan de realiteit.

Ter illustratie halen Van Otterloo en Eaisaouiyen het Nationaal Programma Rotterdam Zuid aan, bedoeld om de vermeende achterstand van Rotterdam Zuid in te halen. Dat programma stelt volgens dit duo zelf de kaders over wat bijvoorbeeld veiligheid is. Daarbij wordt de stem van de burgers om wie het gaat vergeten. Want wiens veiligheid gaat het om? Wie bepaalt wat veiligheid is? Wie beslist wie die veiligheid in gevaar brengt? En waarom mogen zij daar niet over meepraten?

De Afrikaanderwijk Coöperatie wil daarom binnen Start Making Sense kijken hoe je buiten technologische oplossingen (zoals camera’s) en overheidsdata kunt denken over en werken aan veiligheid, bijvoorbeeld door in te zetten op meer gemeenschap.

4: bereid je voor op weerstand

“Je hebt toch niets te verbergen?” Dat was de veelgehoorde reactie op een artikel van journalist Rens van de Plas over camera’s in Eindhoven. Op zijn platform Woeste Grond publiceerde hij dit najaar over zijn pogingen om gezien door Eindhoven te lopen – zonder resultaat.

Van de Plas noteerde camera’s, bevroeg de eigenaren, keek mee in de meldkamer en spitte wetten en regels door. Daaruit bleek dat veel camera-eigenaren zich niet aan de regels houden, zoals het recht op verwijdering, het vermijden van registratie van de publieke ruimte, en het vermelden van de aanwezigheid. Bovendien ontbreekt het de overheid aan capaciteit en prioriteit om hier op te handhaven.

Maar een misstand, dat werd het niet. Met dank aan de weerstand die Van de Plas bemerkt in de samenleveing tegen kritiek op camera’s. Want als je niets te verbergen hebt, dan zijn – volgens veel mensen althans – meer camera’s altijd beter. Dat is daarom ook zijn advies voor het project in Rotterdam: wees je ervan bewust dat veel mensen hier onverschillig of zelfs defensief over zijn.

5: nog even en de camera is onze beste nieuwe vriend

Het lijkt een spel, het werk van kunstenaar Roos Groothuizen met persoonlijke technologie. Zo maakt ze afbeeldingen van spoken en zombies die je op deze camera’s kunt plakken om eigenaars te laten schrikken. Ook bouwde ze een escape room om een moord op te lossen met de informatie van slimme huishoudelijke apparaten.

Maar daaronder zit de observatie dat die technologie, juist door het persoonlijke gebruik, steeds positiever in de markt wordt gezet. Camera’s van de overheid, dat geeft nog enemy of the state-achtige 1984-gevoelens. Maar deurbelcamera’s worden bewust gepromoot als vrienden van het gezin, die helpen om de mooiste en grappigste momenten van je leven vast te leggen.

En terwijl die camera daarmee een vaste plek krijgt in het gezin, ontstaat normalisering van surveillance van het gezin en de buurt. Geen kind kan meer ongemerkt wegsluipen, geen buurman kan ongezien opvallende gasten ontvangen. Sterker nog: we delen de video’s ervan schaterlachend met onze vrienden, en maken surveillance een vast onderdeel van ons leven.

Niet alleen verdwijnt zo ons recht om ongezien te zijn, betoogt Groothuizen, ook plegen we inbreuk in de privacy van anderen. Zo liet haar kapper zonder gene deurbelvideo’s zien van hoe haar buurman vreemdging. Bovendien mag de politie beelden vorderen als een overtreding zwaar was. Doe je dat niet, dan loop je zelf ook het risico op een straf.

Voorafgaand aan de middag deden zo’n twintig mensen mee aan een camera-spot-tour door het centrum van Rotterdam, onder leiding van Tom van Arman (Tapp) en Mike de Kreek (Hogeschool van Amsterdam). In nog geen uur tijd verzamelden zij ruim 200 camera’s rondom het Museumpark. De resultaten hiervan vind je op de website van Tom van Arman.

 

Fotografie door: Fleur Beerthuis

More information:
Lees meer over Start Making Sense